Stel u het geval voor van een rijke man, die vanwege zijn liefde tot- en voorkeur voor een bepaalde familie, zijn bezittingen aan hen zou nalaten in een testament om onder hen verdeeld te worden. In dit geval is het duidelijk dat, hoe talrijk die familie ook is, elk ervan tot de erfgenamen van deze man behoort, hoewel hun namen niet allemaal afzonderlijk in het testament genoemd zijn. Elk van hen hoeft, om zijn recht op de erfenis te bewijzen, slechts aan te tonen dat hij tot die familie behoort. Op grond van de wettige bekendmaking van de bedienaar aan de familie dat zo'n testament gemaakt is tot hun voordeel, mogen ze volgens de wijze van het testament komen en hun erfdeel opeisen. Het is duidelijk dat allen die daarom komen en hun recht opeisen als leden van die familie, een deel van de erfenis zullen verkrijgen. Maar in het geval er sommigen van hen zijn die niet komen om hun recht op te eisen, zullen ze terecht het voordeel ervan verliezen en sterven in het gemis van alles wat hen in het testament nagelaten was.
Onze Heere Jezus Christus heeft zo'n testament gemaakt. Het verloren geslacht van Adam is het geslacht dat als Zijn erfgenamen aangewezen is. En het Evangelie is de wettige bekendmaking die aan hen gedaan is, om tot de Bedienaar te komen en hun erfdeel te ontvangen. Allen die geloven, krijgen het erfdeel. Alle ongelovigen verliezen het en komen om in het gemis ervan en zij sterven zonder verontschuldiging. Zij kunnen niet voorgeven dat hun niets nagelaten was door de Erflater - wat wel zo is met de gevallen engelen - noch dat het niet aan hen bekendgemaakt was - wat wel het geval is met degenen die het Evangelie nooit gehoord hebben. Maar hoewel hun een rijke erfenis nagelaten was, komen ze om omdat zij de vriendelijkheid van de Erflater onderschat hebben en nooit wilden komen om hun deel op te eisen door het geloof. Daarom worden de weldaden van het genadeverbond, zelfs met betrekking tot ongelovigen, de hunne genoemd krachtens het recht dat zij erop hebben volgens Christus' testament. "En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben", Joh. 5: 40.
Laten we onderzoeken wat de erfenissen zijn die in Christus' testament nagelaten zijn aan arme zondaren uit de mensheid, Zijn enige erfgenamen. In het algemeen is dátgene aan hen nagelaten wat voldoende is om hen gelukkig te maken voor tijd en eeuwigheid, namelijk al de verbondsweldaden die ontvangen moeten worden door het geloof. Deze zijn Christus Zelf en alle dingen in en met Hem, Rom. 8: 32.
De eerste erfenis is Zijn eigen volkomen gerechtigheid om ons voor de Heere te bedekken, die daarom genoemd wordt "de gave der rechtvaardigheid", Rom. 5: 17, omdat die aan ons vermaakt wordt in het testament om ontvangen te worden door het geloof. Onze stervende Zaligmaker liet voor al Zijn erfgenamen "de klederen des heils en de mantel der gerechtigheid" na, Jesaja 61: 10, "sierlijke klederen", Jes. 52: 1, "witte klederen", Openb. 3: 18.
Onze vader Adam liet ons naakt achter tot onze schaamte. Toch hoeven we niet naakt te gaan en onze schaamte hoeft ook niet gezien te worden. Want in het testament van de Tweede Adam is genoeg kleding nagelaten voor het gevallen nageslacht van onze vader, namelijk het kleed van Zijn Eigen gerechtigheid. Niets rest ons dan dat wij het ontvangen en aantrekken als Zijn nalatenschap aan ons. Een heilige God kan ons in onze geestelijke naaktheid niet toelaten in Zijn tegenwoordigheid. De wet eist van ons dat wij voor Hem verschijnen in onbevlekte heiligheid van natuur en in volmaakte rechtvaardigheid van het leven als voorwaarde om het leven te krijgen. Toch is ons geval niet hopeloos. Wij hebben een goede Vriend, de Heere Jezus Christus, Die ons in Zijn Testament de heiligheid van Zijn natuur nagelaten heeft waarin Hij geboren werd, de rechtvaardigheid van Zijn leven, namelijk alle goede werken die Hij gedaan heeft in gehoorzaamheid aan de Tien Geboden gedurende Zijn leven op aarde, én de voldoening die Hij gedaan heeft door Zijn dood en lijden vanaf de buik tot aan het graf. Van al deze dingen heeft Hij één ondeelbare gift van rechtvaardigheid gemaakt en die aan ons nagelaten in Zijn testament om ontvangen te worden door het geloof. Door middel hiervan kan zelfs de meest ellendige zondaar versierd worden voor het aangezicht van een heilige God en daarmee een antwoord hebben op al de eisen die de wet stelt voor het leven. Zo kan hij een volledige vergeving krijgen en door God aangenomen worden als rechtvaardig voor Zijn aangezicht. Hoe zullen we ontvluchten wanneer we nooit deze erfenis opeisen en daarmee trappen op de vriendelijkheid van de Erflater?
De tweede erfenis is ons nieuwe verbondsaandeel in God, waardoor wij gelukkig gemaakt worden: "Ik zal hun tot een God zijn", Hebr. 8: 10. Zeker, alle zegeningen liggen hierin besloten voor tijd en eeuwigheid: "Welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is", Psalm 144:15. Niets kan het u doen missen dan alleen uw ongeloof. Dat nieuwe verbondsaandeel in God is verworven door het bloed van het eeuwigdurende verbond. Wat rest u nog dan alleen tot de Bedienaar te komen en de erfenis te ontvangen door het geloof? Helaas, dat er toch nog mensen gevonden worden die hier niet toe genegen zijn!
De derde erfenis is Zijn Geest van genade, Die wij zo bijzonder nodig hebben. Hier is leven voor ons, leven voor onze dode zielen, want Zijn Geest is de Geest van het leven, Die de banden van zonde en dood losmaakt, Rom. 8: 2.
Hoe zullen dode zielen leven? Onze Heere geeft op die vraag Zelf een uitgebreid antwoord in Joh. 6, door Zichzelf voor te stellen als het levengevende Brood dat het leven geeft aan de wereld, vers 33. Door het eten van dit Brood zullen zielen leven, vers 57. De levendmakende Geest is in dit Brood en het wordt gegeten door het geloof.
Auteur: Thomas Boston (1676-1732)
Titel: Een beschouwing van het Verbond der Genade, pg. 165-169
http://www.theologienet.nl/documenten/Boston_Genadeverbond.pdf
Wilt u Schatgraven niet meer ontvangen? Dan kunt u zich uitschrijven via deze link.
[UNSUBSCRIPTIONURL]