Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Markus 15:34.
Wie zou van dezelfde Jezus Die het paradijs opende voor de bekeerde moordenaar hebben durven zeggen dat Hij van God verlaten was? Zoiets kan alleen door de Heilige Geest geschreven en gezegd worden. Wat wij wel kunnen vaststellen is dat het eerste deel van het lijden van de Heere op het kruis meer uitwendig en openbaar was, en het tweede deel van het lijden was meer inwendig en verborgen.
We lezen in de evangeliën dat toen de zesde ure gekomen was, er duisternis kwam over de gehele aarde en dat de zon werd verduisterd. Een zonsverduistering heeft altijd iets plechtigs, iets indrukwekkends. Dat stemt tot stilte en ernst. Vandaar dat vanaf dat moment ook het spreken van mensen op Golgotha verstomde. Men had zich van ’s morgens tot ’s middags twaalf uur uitgeput in allerlei scheldwoorden. Maar vanaf de ontzettende duisternis hield iedereen op met lasteren. Zelfs de kruisknechten aan de voet van het kruis zwegen. En tussen al die zwijgende mensen, zweeg ook…Christus.
Wat Zijn ziel leed in deze verlatenheid is niet onder woorden te brengen. De angsten en de wantoestand van de hel zijn niet te beschrijven. De verlating van God is de grootste angst in de hel. In drie uur tijd werd de volheid van deze vloek door Jezus gedragen. Dit was het toppunt van al Zijn lijden. Het was volslagen nacht op aarde en in Zijn ziel. Hij stond in het gericht van God voor ons, beladen met onze zonden. Hij wilde de vloek der wet ten volle ondergaan om er een eeuwig geldende voldoening voor te geven. Onder die omstandigheden riep Hij uit: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’
De woorden ‘Míjn God, Míjn God, in deze verlating waren Zijn overwinning. Het openbaarde in de uiterste wanhoop de allerhoogste gehoorzaamheid aan de wil van God. Wanneer we het woordje ‘Mijn’ wegnemen, houden we niet anders over dan de kreet van een goddeloze in de hel. Christus was in een wanhopige toestand, maar zonder wanhoop. Hij was geen verlatene in ongerechtigheid, maar in gerechtigheid. Niet het lichaamslijden, maar de verlating was voor Jezus Zijn eigenlijke lijden. Wat kon er vreselijker zijn voor de heilige Jezus, dan het aangezicht van Zijn Vader niet te aanschouwen, zodat Hij zelfs de Vadernaam niet op de lippen kon nemen, maar Hij Hem als ‘God’ moest aanroepen? Het waren de enige uren in Zijn leven dat de Zoon Zijn Vader geen Vader kon noemen. Het was enkel vanwege Zijn grote smart, dat Hij dit lijden liet blijken en het uitriep met grote stem. Hier worstelde Christus met God en overwon in de grootste strijd die ooit gestreden is.
Auteur: Isaäc da Costa (1847-1925)
Titel: Eeuwig roemen in het kruis, pg. 90-91.
Uitg.: De Banier
ISBN: 9789087184414