En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. Hand. 2:1
Zonder het pinksterfeest is de gouden keten der heilsfeiten niet compleet.
En zo geschiedde het, dat de dag van het pinksterfeest vervuld werd. Vervuld de profetie, vervuld de dag, vervuld het huis, vervuld de jongeren. Het is zo echt het vervullingsfeest. Want waar de Heere inkomt daar wordt het vol; dan eerst, maar dan ook goed vol. Het is met het pinksterfeest in de ziel al juist zo. Er is geen volle voldoening dan tenzij Hij met Zichzelf de ziel vervult.
Drieduizend werden er gedoopt. Drieduizend Joden, die vanuit de bedeling der Wet overgingen tot die der genade en des Geestes.
Men kan tegenover de Heilige Geest niet neutraal staan. Hier moet het worden, buigen of weerstaan. We vinden in Handelingen 2 drie vormen van reageren op het pinksterfeit. In vers 12 lezen wij: En zij ontzetten zich allen en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen de ander: Wat wil toch dit zijn? Dit was de eerste schok. Want als de krachten van de hemel geopenbaard worden, dan komt er toch over de mens een ontroering. Dan houdt men het niet uit in zijn zogenaamde verschansing van zelfgemaakte rust en vrede. Als God ons maar eens goed ‘aanpakt’ dan komen er wel verschijnselen die toch getuigen van onze wankelmoedigheid. Dan blijkt het bij duizenden, dat ze toch niet zo zelfverzekerd staan in hun ongeloof, wereldzin, zelfreligie, enzovoorts. De algemene werkzaamheden des Geestes kunnen in verstand en wil zelfs enige overtuiging en aandoening werken, waarbij men zichzelf en elkaar niet overeind kan houden. Dan vinden we tijdelijk vaak kleine mensen, die toch als het er maar eens op aankomt niet zulke sterke helden zijn, als zij gesnoefd hadden. Zulk een bewogenheid moge echter al beter zijn dan openlijke haat en spot, het is ongenoegzaam tot wezenlijke behoudenis.
Dan zien we een tweede groep: ‘en anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoete wijn’ Hand. 2:13. Dan meent men de ernst van de ontmoeting met de Geest te kunnen opheffen en wegwerken door er de spot mee te drijven. De duivelse handigheid, welke satan zijn dienaren leert. Spot, de Heilige Geest belachelijk gemaakt; voor dronkenmanspraat uit te lachen, wat zij daareven gehoord hadden. Dit is wel een der meest goddeloze manieren om de Heilige Geest te onteren. Het is niet ver van de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest. Ik noem zulke gedragingen hoogst roekeloos en gevaarlijk, men zou de Heilige Geest er wel zo in kunnen onteren, dat Hij ook met Zijn algemene werkzaamheden ophield, en ons totaal overliet aan onze hoogmoedige eigenwaan. Waakt en bid.
Maar er is nog een derde reactie op het werk en het woord des Geestes, maar deze is vrucht van de inwendige toepassing door de Heilige Geest: ‘…zij werden verslagen in het hart en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders?’Hand. 2:37. Dat zijn degenen die zichzelf niet meer kunnen redden. Nee, dit ‘wat zullen wij doen’ was niet de vraag der werkheiligheid, maar het was de vraag van hen die buiten hoop in zichzelf waren gekomen. Dat zijn de ontdekten die zó in hun schuld en gemis waren gepreekt, dat zij inzagen het onmogelijke om er ooit zichzelf uit te verlossen. Nu eerst kan het goed worden. Nu is er plaats voor de Heere Jezus gekomen. Zo gaat het altijd toe bij het ware werk des Geestes.
Zo waren zij daar op de pinksterdag in een ongedachte toestand geraakt. Dat hadden ze niet gedacht die morgen, dat hun feest zulk een verloop zou hebben. Dat zij, aan zichzelf ontdekt, in de ware hopeloosheid zouden komen. Ontdekte, ontledigde en afgesneden mensen geworden. En toch, wat een voorrecht, want nu konden ze het niet meer doen met het ‘oogst- en wetfeest’ maar nu werden zij het voorwerp voor een bedienende Middelaar van het verbond der genade. En dat waren nu niet heidenen, maar juist ‘vromen’. Joden die een reis over land en zee hadden gemaakt, om in Jeruzalem het pinksterfeest van het Oude Testament bij te wonen. Ach, ze wisten bij de ‘vrome’ intrede van Jeruzalem nog niet hoe onbekeerd, hoe onvroom, hoe ellendig en arm zij waren. Maar zij hadden ook niet kunnen begrijpen hoe gezaligd zij zouden wederkeren. Zij waren ‘besneden’ gekomen, en zij gingen ‘gedoopt’ terug, versta het geestelijk.
Auteur: Prof. G. Wisse (1873-1957)
Titel: De Heilsfeiten, pg. 259-287
Uitg.: De Groot Goudriaan
ISBN: 9789061406440