Meditaties over psalm 119 van ds. J.W.Kersten, die geplaatst werden in de kerkbode van de Gereformeerde Gemeenten van Den Haag en Scheveningen. We laten u een stukje meelezen.
Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb. Psalm 119:56
Als Gods kinderen niet leven zoals zij behoren te leven; als de genoegens van deze wereld zulk een hoge plaats hebben en de zorgen van het leven hen bezig houden van dag tot dag; als het gebed verflauwt en de geestelijke plichten een last worden dan is dat niet toevallig. Heiligmaking is geen zaak die ons zo maar aanwaait!
David heeft zijn nachtelijke overdenkingen van de Naam des Heeren besloten met: ik heb Uw wet bewaard. Uit het nauwgezet acht geven op zijn hart, waaruit de uitgangen van het leven zijn; uit het kruisigen van zijn vlees vond David zulk een vlakte in zijn hart ten opzichte van de Heere, was er zulk een getuigenis van Gods genade in zijn hart, dat de Naam des Heeren het voorwerp was van zijn avondoverdenkingen. De Heere beloont immers de goede werken?
Wij worden niet beloond om of voor onze goede werken, maar er is een loon voor ons IN die werken. Wanneer er in ons leven is een toegeven aan zondige gewoonten en praktijken, hoe kan dan de Naam des Heeren ons een voorwerp van blijde herinnering zijn? Maar als dan opnieuw het verbrijzeld hart verheugd mag worden door Gods opzoekende liefde en de weg tot de gemeenschap met God weer wordt opengesteld door de Heilige Geest, als Die ons wijst op de verse en altijd krachtige fontein van Christus’ bloed, wat wordt de zonde dan hatelijk en verfoeilijk, omdat ze de gemeenschap met de Heere verbreekt.
Het gemeenschap oefenen met de Heere in de stilte van de nacht; het ondervinden van Zijn dadelijke gunst en liefde zijn bijzondere genaden. David heeft ze verkregen in de vorm van beloning, omdat hij de bevelen des Heeren had bewaard. Maar het bewaren van de bevelen des Heeren is ook maar genade. Hier is het, dat de wonderwerken van Gods genade ons zeer verootmoedigen en klein maken voor Hem.
Wij vragen: Heere, daar U toch niet meer aan mij verplicht zijt, waarom maakt Gij toch zulk een onderscheid met mij, daar Gij anderen, die toch niet slechter zijn dan ik, laat heendrijven?
Wij vragen: Heere, houd ons maar dicht bij U, opdat wij metterdaad aller zonden vijand mogen zijn en blijven. Als dan de Heere een gebedsverhorend God is en Hij geeft ons een nauw leven met Hem, dan is dat een beloning op ons gebed. Dan zeggen wij: Dank U Heere, voor Uw eigen werk. Zo beloont de Heere de goede werken, niet uit verdienste, maar uit genade.
Volk van God, een heilig leven gaat niet buiten onze werkzaamheden om.
De Heere Jezus sprak: Waakt en bidt, opdat ge niet in verzoeking valt. In de gemeenschap met de Heere ligt de glans van de Kerk en wat meer is, de verheerlijking Gods.
Auteur: ds. J.W. Kersten (1915-1960)
Titel: Een wonderbaar getuigenis, pg. 46-47
Uitg.: De Banier
ISBN: 9033603624
Wilt u Schatgraven niet meer ontvangen? Dan kunt u zich uitschrijven via deze link.
[UNSUBSCRIPTIONURL]