Wat het is om van Christus’ offerande gebruik te maken.
Een verklaring hiervan aan de hand van de zinnebeeldige offeranden die er onder de wet waren.
1. Een grondige overtuiging van ons onderworpen zijn aan Gods rechtvaardigheid vanwege de zonde en een volstrekte onbekwaamheid en onmacht in onszelf om voor de zonden te voldoen. Dus legden zij, die de offerande tot de priester brachten, hun hand op het hoofd van het offerdier, waardoor zij erkenden dat zij de dood verdiend hadden. Zo is dan tot een ware gebruikmaking van Christus’ offerande vereist, dat wij een levendig gevoel hebben van wat de zonden verdiend hebben en dat we een grondige overtuiging hebben van de leegheid van alle andere middelen.
2. Een gelovig zien op de instelling en ordinantie van God Die deze offerande heeft ingesteld tot het middel van verlossing van zondaars. Het zien op de instelling van deze offerande is de grond die ons leidt tot het ware verstaan van Christus’ lijden, en het is een rechtsgrond voor ons geloof in de gebruikmaking van deze enige offerande die de zonde wegneemt en de toorn afkeert.
3. Wanneer God hen vanwege hun schuld vervolgde, en tot hen als het ware zei: ‘Ik wil van u betaling hebben, of anders moet u sterven’, dan brachten zij de offerande tot de priester om God daarmee zinnebeeldig te behagen, daarbij opziende op Christus Die daardoor afgebeeld werd. Evenzeer betekent de gebruikmaking door zondaars van Christus’ lijden, dat zij een grondige overtuiging van zonde en van de verdiende toorn hebben, dat zij vluchten tot Jezus Christus en dat zij Hem in hun plaats stellen, tevreden zijnde en ernaar verlangend dat Hij hun Borg is om voor hen te voldoen en hun schuld te betalen. Ja, zij stellen Hem daadwerkelijk tot hun Borg om hun schuld te betalen, zodat zij op iedere aanklacht vanwege de zonde, geen ander antwoord hebben dan: ‘De Borg tot Wie ik mij begeven heb en Die ik gesteld heb in mijn plaats, zal deze schuld betalen en er rekenschap voor afleggen’. Want zoals dit te kennen gaf dat zij erkenden dat zij God niet door zichzelf, noch door een ander middel, konden behagen of voldoen, zo gaf dit ook te kennen dat zij volgens Gods verbond verwachtten dat Hij hun de schuld vanwege die offerande vergeven zou. Evenzo trekt ook de gelovige uit Christus’ offerande het besluit dat hij kwijtschelding van de schuld ontvangt volgens de voorwaarden van het verbond, en daar vertrouwt en rust hij op. En dit wordt een vertrouwen op Christus genoemd. Dit is gegrond op het verbond, waarin gezegd wordt dat Christus niemand die tot Hem komt, zal uitwerpen. Joh.6:37. En Zach. 13:1.
Kortom, gebruik te maken van dit enige offer voor de zonde, is zó van Christus gebruik te maken dat wij Hem in onze plaats stellen, en onszelf in zekere zin in Zijn plaats. We durven dan niet met Gods rechtvaardigheid in rekening te komen, ja zelfs niet met Christus; maar we laten Christus om zo te spreken in de strijd, en lopen weg van de rekening der rechtvaardigheid, en we verbergen ons onder Christus, die voor ons tot de laatste penning toe kan voldoen aan Gods rechtvaardigheid. Er is hier een wisseling van plaats met Christus, volgens dat liefelijke woord uit 2 Kor. 5:21: ‘Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij – die geen rechtvaardigheid hadden- zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem’.
Auteur: James Durham (1622-1658)
Titel: Christus gekruist of het merg van het Evangelie, Pg. 529-532
Uitg.: Den Hertog
ISBN: 9789033131783