Het recht en gebod om te geloven.
Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? Jesaja 53:1.
De meeste mannen en vrouwen waarderen het gepredikte Evangelie niet erg. Maar als er bedacht werd welke bedoeling de Heere hiermee heeft, dan zou dit het heugelijkste nieuws zijn dat een volk ooit gehoord heeft, namelijk de boodschap van een Zaligmaker. Dit zijn - en dit zouden moeten zijn - grote en blijde tijdingen van grote vreugde voor alle volken. Het is een wonder dat God zo’n prediking aan mensen gezonden heeft en daarin Christus zo nabij hen gebracht heeft, dat Hij Hem aan hen voorstelt en Hem als het ware voor hun voeten legt. Het is een even groot wonder dat de Heere tot ons afgedaald is om zulk een Zaligmaker te schenken en Hem zo nabij te brengen, en dat het enige wat Hij eist, is dat wij deze prediking geloven, of liever, dat wij geloven in Hem over Wie de prediking gaat.`
Het is de plicht van allen die het Evangelie horen, om de boodschap die het Evangelie van Christus brengt, te geloven, en om Hem, Die in het Evangelie voorgesteld wordt, door het geloof aan te nemen. Dit wordt hier duidelijk bedoeld. Jesaja en alle andere leraars worden gezonden om over Hem te prediken, en van Hem te getuigen, en het is de plicht van alle hoorders om het te geloven.
Mensen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, hebben een recht om Christus aan te nemen. Anders zou er geen rechtvaardige grond voor bestraffing en klacht zijn geweest vanwege het ongeloof. Want hoewel uit de klacht niet afgeleid kan worden dat zij macht hadden om te geloven, volgt er toch wel uit dat zij een recht hadden om te geloven. Want de klacht wordt geuit vanwege het verzuim van de plicht waartoe ze geroepen werden. Allen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, worden geroepen te geloven, en dit is ook hun plicht.
Het zaligmakende geloof is de weg en het middel waardoor zij aan wie Christus in het Evangelie aangeboden wordt, een recht krijgen op Hem en op de weldaden, waarvan verkondigd wordt dat ze bij Hem te krijgen zijn. Dus is te geloven noodzakelijk als een middel teneinde Christus en alles wat in Hem is te verkrijgen. Dit wordt ook ingesloten in de klacht over het gemis van het geloof, dat de mensen van Christus en de weldaden van het Evangelie verstoken doet blijven. Dit dient tot een nuttig gebruik voor degenen die er aan twijfelen of ze een grond hebben om te
geloven, of die dat tegenspreken. Dit is de weg die tot vergeving van zonde en tot verkrijging van vrede voorgesteld wordt.
De Heere doet de aanbieding, en Hij heeft een sterke brug gelegd over de grote kloof tussen God en zondaars, al zou u er nooit voordeel door verkrijgen of er een stap op zetten. Niemand hoeft bang te zijn om naar voren te komen. Zijn roeping geeft recht genoeg om te komen. De prediking van dit Evangelie maakt een einde aan alle twistgesprekken over deze zaak, en ze roept al de hoorders en geeft hun een recht om naar voren te komen. En het is een zodanig recht, dat allen, voor wie de deur geopend geweest is maar niet gekomen zijn, als verachters van de grote aangeboden zaligheid aangemerkt zullen worden. Velen ontvangen het recht en het paspoort om tot Christus te komen, maar zij steken die als het ware in hun zak en maken er geen gebruik van, zoals de dienstknecht die zijn talent in een zweetdoek verborgen had. De huwelijkse voorwaarden worden afgekondigd, het recht om te komen wordt voorgesteld, en toch blijven ze staan en komen ze niet tot de bruiloft.
Auteur: James Durham (1622-1658)
Titel: Christus gekruist of het merg van het Evangelie, pg. 69-73
Uitg.: Den Hertog
ISBN: 9789033131783